
Luciferdoosjes jaren 50-60


of Humber, Jaguar, MG en Oldsmobile of Packard, Peugeot, Plymouth en Pontiac
of Porsche, Rover, Simca en Standard Triumph. Tot slot: Studebaker, Volvo en Sunbeam Talbot
joopfreie.nl |
De Freie Camper Jaren 50-60 Voetbalplaatjes/Luciferdoosjes E-mail: joop@joopfreie.nl |
Luciferdoosjes jaren 50-60![]() ![]() of Humber, Jaguar, MG en Oldsmobile of Packard, Peugeot, Plymouth en Pontiac of Porsche, Rover, Simca en Standard Triumph. Tot slot: Studebaker, Volvo en Sunbeam Talbot |
DODGE![]() Het merk Dodge kreeg al snel een goede naam wegens de betrouwbaarheid van haar auto's. Die betrouwbaarheid deed ook het Amerikaanse leger voor Dodge kiezen tijdens de Eerste Wereldoorlog. De legervrachtwagens van Dodge werden ook door het Franse leger ingezet. In 1920 was het merk uitgegroeid tot de op één na grootste constructeur in de Verenigde Staten, na Ford. In januari dat jaar stierf John Dodge aan een longontsteking en in december stierf Horace Dodge aan griep en levercirrose. Frederick Haynes nam de leiding over Dodge Brothers over, tot de beide weduwen van de broers, Anna en Matilda Dodge, het voor 146 miljoen dollar verkochten aan Dillon, Read & Company dat hierbij General Motors overtrof. Het was destijds het hoogste overnamebedrag uit de geschiedenis. Op 31 juli 1928 werd het bedrijf doorverkocht aan Chrysler voor 175 miljoen dollar. Na de Tweede Wereldoorlog werden onder meer de Deluxe, Custom en Lancer geproduceerd. (info:Wikipedia-Dodge) FIAT![]() Al vroeg was FIAT met succes actief in autoraces. In 1902 won Vincenzo Lancia de Sassi Superga met een 24HP. Ook Agnelli zelf was actief als coureur, hij reed de tweede tour van Italië. In 1907 won Felice Nazzaro de Grand Prix de France in een 130HP, met een gemiddelde snelheid van 113,612 km/uur. In 1908 werd FIAT actief in de Verenigde Staten, waar de FIAT Automobile Co. werd opgericht. FIAT begon met het toepassen van cardanaandrijving, een techniek waarop het bedrijf het patent bezit. (info:Wikipedia-Fiat) FORD![]() In 1899 richtte Ford samen met andere investeerders de Detroit Automobile Company op. Het bedrijf ging al in 1900 failliet na een geringe autoproductie. Een jaar later kwam er een doorstart met Henry Ford aan het roer. Hij hernoemde het bedrijf tot Henry Ford Company. Drie maanden later ging het bedrijf alweer failliet, waarop Ford en verschillende andere partners vertrokken. Maar de T-Ford en iets later de A-Ford bleven auto's in de lagere prijsklasse. Terwijl de vraag naar duurdere en luxere auto's steeg. Daar maakte vooral General Motors gebruik van. In 1922 nam Ford de Lincoln Motor Company over om toch een plek te veroveren in de markt van luxeauto's. Ford Motor Company produceert nog steeds zijn eigen Ford modellen en de Lincoln. (info:Wikipedia-Ford) HUDSON![]() Bij haar piek in 1929, werden er 300 000 auto's binnen één jaar geproduceerd (Hudson en Essex gecombineerd), hierbij zitten ook de bijdragen van andere fabrieken van Hudson in België en Engeland. Hudson was de op twee na grootste de autofabrikant van de V.S. dat jaar, na de Ford Motor Company en Chevrolet. (info:Wikipedia-Hudson) ![]() ![]() ![]() ![]() |
HUMBER![]() Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de productiecapaciteit ingezet voor militaire doeleinden. De civiele Humber Super Snipe werd in 1939 al aangepast voor militair gebruik. De militaire versie werd in diverse uitvoeringen gemaakt en zijn gedurende de gehele oorlog in gebruik geweest. Humber maakte ook pantserwagens. Van de Humber pantserwagen zijn er ongeveer 5.400 geproduceerd in diverse uitvoeringen en het was de meest geproduceerde Britse pantserwagen van de hele oorlog. Het prototype verscheen in 1940 en de productie begon in 1941. Het werd voor het eerst ingezet in Noord-Afrika en kwam verder in actie bij alle gevechten waarbij de Britten betrokken waren. In 1943 kwam een de Humber Scout Car in productie. Deze lichte pantserwagen werd gebruikt voor verbindings- en verkenningsdoeleinden. In de periode van 1943 tot 1945 zijn er ongeveer 4.300 exemplaren van gemaakt. Na de oorlog bouwde Humber de viercilinder Humber Hawk en de zescilinder Super Snipe, terwijl er in 1963 ook de wat lichtere viercilinder Sceptre bij kwam. In 1967 werd de Rootes-Group overgenomen door Chrysler, dat in 1968 de productie van Humbers staakte. (info:Wikipedia-Humber) JAGUAR![]() Vijf jaar later werd de overstap gemaakt naar carrosseriebouw, omdat met de opbouw van een aluminium carrosserie op het bestaande chassis van de Austin Seven een grote order werd binnengesleept. Een en ander nam zo'n vlucht dat William Lyons besloot zijn bedrijf meer centraal te vestigen, en in 1928 verhuisde SS naar het Engelse Coventry. Met een compleet nieuwe lijn van sedans en sportwagens deed in 1935 de naam 'Jaguar' voor het eerst zijn intrede, voor het SS Jaguar model. Voor Lyons betekende deze periode ook de aanvang in de autosport. Zo werd in 1936 de RAC Rally gewonnen door een SS 100. Na een aantal jaren onderdeel uit te hebben gemaakt van het staatsbedrijf British Leyland werd in augustus 1984 Jaguar Cars verzelfstandigd. Het was voor British Leyland een winstgevend bedrijfsonderdeel met een omzet van £ 476 miljoen in 1983. Tussen 1980 en 1984 waren de verkopen bijna verdubbeld van 15.000 naar 28.000 voertuigen en was het verlies omgeslagen in een winst. De verkoop leverde British Leyland een grote eenmalige winst op van £ 186 miljoen en zo'n 9160 personeelsleden gingen mee over. In 1988, drie jaar na het overlijden van William Lyons, won Jaguar met de Jaguar XJR-9LM, met een motor van 750 pk, de 24 uur van Le Mans met aan het stuur onder anderen de Nederlander Jan Lammers. In november 1989 bracht Ford Motor Company een bod uit op alle aandelen Jaguar Cars. Ford was bereid US$ 2,4 miljard te betalen. Veel geld voor een producent die 52.000 voertuigen maakte in 1988 en nauwelijks winst realiseerde. Ford vond de merknaam veel geld waard en was bereid fors te investeren in nieuwe modellen. In 1990 was de overname een feit. Ford bracht vervolgens Jaguar – samen met Volvo, Land Rover en Aston Martin – onder in de Premier Automotive Group. In 2008 werd Jaguar samen met Land Rover verkocht aan de Indiase autofabrikant Tata. Jaguar werd hierbij ondergebracht in de dochteronderneming Jaguar Land Rover. (info:Wikipedia-Jaguar) MG![]() MG-auto's hadden hun wortels in een zijtak van de verkooppromotie in de jaren 1920 van Morris Garages, een verkoop- en servicecentrum in Oxford dat toebehoorde aan William Morris. De manager van het bedrijf, Cecil Kimber, wijzigde de standaard productie Morris Oxfords en voegde MG Super Sports toe aan de plaat op de neus van de auto. Een aparte MG Car Company Limited werd opgericht in juli 1930. Het bleef Morris' persoonlijke eigendom tot 1 juli 1935, toen hij het verkocht aan zijn holding, Morris Motors Limited. MG heeft in de loop der jaren veel eigendomswisselingen ondergaan. Morris' Nuffield Organization fuseerde met Austin om in 1952 de British Motor Corporation Limited (BMC) te creëren. De activiteiten werden in 1967 omgedoopt tot MG Division of BMC, en dus was het een onderdeel van de fusie in 1968 die de British Leyland Motor Corporation (BLMC) oprichtte. Het MG-merk bleef in gebruik door de opvolgers van BLMC: British Leyland, de Rover Group en, begin 2000, de MG Rover Group, die in 2005 onder curatele werd gesteld. Het MG-merk werd samen met andere activa van MG Rover gekocht door Nanjing Automobile Group (die in 2007 fuseerde tot SAIC). (info:Wikipedia-MG) OLDSMOBILE![]() De oprichter van Oldsmobile, Ransom Eli Olds, werd op 3 juni 1864 geboren in Geneva (Ohio) in de VS. In 1880 verhuisde het gezin naar Lansing (Michigan). In 1883 ging Ransom in de metaalgieterij van zijn vader werken. In 1887 bouwde Olds zijn eerste voertuig, een 3-wielige stoomwagen. In 1893 werd zijn bedrijf de eerste Amerikaanse auto-exporteur. Olds had een 4-wielige stoomwagen verkocht aan een klant uit India. Die kreeg het voertuig echter nooit geleverd, omdat het schip waarmee het werd verzonden onderweg zonk. In 1896 verkreeg Olds een patent op zijn verbrandingsmotor en een jaar later gebruikte hij die eerst in zijn voertuigen. Uiteindelijk werd op 21 augustus 1897 de Olds Motor Vehicle Company opgericht. In 1899 werd het bedrijf verkocht aan Samuel L. Smith en omgedoopt tot Olds Motor Works. Smith werd directeur en Olds werd vicedireceur en algemeen manager. Het bedrijf verhuisde ook van Lansing naar Detroit. In 1900 werd daar een fabriek geopend en werd de naam Oldsmobile aangenomen als automerk. (info:Wikipedia-Oldsmobile) ![]() ![]() ![]() ![]() |
PACKARD![]() Om te kunnen groeien was nieuw kapitaal nodig en dat werd gevonden bij Henry Joy, lid van een rijke familie uit Detroit. Joy had een Packard gekocht en was onder de indruk van de betrouwbaarheid. Hij bezocht de broers Packard en bracht een groep investeerders bij elkaar. Op 2 oktober 1902 werd het bedrijf omgedoopt tot de Packard Motor Car Company met James Packard als president-directeur. Niet veel later verhuisde Packard naar Detroit en werd Henry Joy eerst algemeen manager en later voorzitter van de raad van bestuur. In 1904 werd de Grey Wolf geïntroduceerd, een racewagen met 4-cilindermotor die verschillende records neerzette. De belangrijkste prestatie was een vierde plaats in de Vanderbilt Cup van 1904. De Grey Wolf werd ook een productiewagen - waarmee Packard een van de eerste Amerikaanse racewagenbouwers werd. In juni 1956 werd de productie van Packard stopgezet. (info:Wikipedia-Packard) PEUGEOT![]() In 1910 overleed Eugène en Armand deed de leiding van de autofabriek over aan zijn neven, de zonen van Eugène: Pierre, Robert en Jules, die de drijvende krachten achter Lion-Peugeot waren. De merknaam Lion-Peugeot bleef tot 1916 gehandhaafd. Peugeot is een van de grootste autofabrikanten van Europa en ook de best verkochte autoproducent binnen de PSA-groep, dat ook de merken Citroën, Opel, Vauxhall en DS Automobiles bevatten. Begin 2014 werd bekend dat de Chinese automobielfabrikant Dongfeng Motor Corporation en de Franse staat bereid zijn om voor € 800 miljoen aan nieuwe aandelen te kopen. Na deze financiële injectie zijn er drie belangrijke aandeelhouders, de familie Peugeot, Dongfeng Motor en de Franse staat elk met een aandelenbelang van 14%. De familie heeft nog wel meer stemrecht dan de andere twee grootaandeelhouders. (info:Wikipedia-Peugeot) PLYMOUTH![]() Na de Tweede Wereldoorlog, maar ook tijdens de Koreaanse Oorlog begin jaren 1950, bleven grondstoffen schaars. Om staal te sparen werd minder plaatstaal gebruikt om een Plymouth te bouwen. Dit gold ook voor Chryslers andere merken. Chryslers raad van bestuur besliste ook dat Plymouths productie het eerst halt zou houden wanneer de grondstoffen te schaars werden. Ondanks alle problemen bleef Plymouth de op twee na grootste in de VS, op de hielen gezeten door Buick. Toen de Koreaanse Oorlog in 1953 eindigde aan de onderhandelingstafel kwam er ook een einde aan het schaarsteprobleem. Ford wilde opnieuw de grootste autobouwer van de VS worden en begon een prijzenoorlog. Toenmalig nummer één Chevrolet volgde. Om mee te kunnen moest Plymouth meer gaan produceren. De fabrieken draaiden op overcapaciteit met zo'n 20.000 exemplaren per week. Ford bouwde ter vergelijking 26.000 stuks per week, en Chevrolet 37.500. Die overproductie ging echter ten koste van de kwaliteit. De fusie van de Chrysler Corporation met Daimler-Benz in 1998 zorgde echter voor het uiteindelijke einde van Plymouth. (info:Wikipedia-Plymouth) PONTIAC![]() Het eerste Pontiac-model, de Pontiac Series 6-27, werd in 1926 geïntroduceerd op de New York Auto Show. Deze 6-cilinder werd als coupé en sedan gemaakt en was bij de eerste auto's, die geen stoffen dak hadden. In het eerste jaar werden er al meteen 76.742 exemplaren van verkocht. Al snel kwam er nood aan meer capaciteit en werd begonnen met de bouw van een nieuwe fabriek in Pontiac (Michigan). In 1927 werd binnen GM Art & Colour opgericht, de eerste echte auto-ontwerpstudio. Daar werden vanaf dat moment alle modellen van GM, waaronder Pontiac, getekend. Pontiac was in 1934 de eerste divisie van GM die auto's met onafhankelijke voorwielophanging in productie bracht. Vele onderdelen werden geleend van Chevrolet. In de jaren vijftig waren automatische transmissies en V8-motoren in en dus concentreerde ook Pontiac zich op de ontwikkeling van zo'n motor en gebruikte een viertrapsautomaat. Op 25 november 2009 rolde de laatste Pontiac van de band, een witte Pontiac G6. (info:Wikipedia-Pontiac) ![]() ![]() ![]() ![]() |
PORSCHE![]() Voor de eertse Porsche, de Porsche 64 uit 1938, werden veel onderdelen van de Volkswagen gebruikt. De tweede, de Porsche 356 (geregistreerd in Oostenrijk op 8 juni 1948), werd in eerste instantie gebouwd in Gmünd, Oostenrijk, waar het bedrijf naartoe was gevlucht tijdens de oorlog. Na de productie van 49 auto's verhuisde het bedrijf terug naar Zuffenhausen. Veel mensen beschouwen de 356 als de eerste echte Porsche, eenvoudigweg omdat het het eerste model was dat werd verkocht door het jonge bedrijf. Ferdinand Porsche werkte met zijn zoon Ferry samen aan het ontwerp van de 356, maar overleed kort nadat het eerste prototype was gebouwd. Net als bij de 64 gebruikte de 356 veel onderdelen van de Kever, waaronder de ophanging, versnellingsbak en de verbrandingsmotor. Gedurende de productie evolueerde het model en werden veel VW-onderdelen vervangen door Porsche-onderdelen. De laatste modellen werden voorzien van volledig door Porsche ontworpen motorblokken. Het koetswerk werd ontworpen door Erwin Komenda, die ook het ontwerp van de Kever op zijn naam heeft staan. (info:Wikipedia-Porsche) ROVER![]() Ondanks een door de staat gecontroleerde overname door de Leyland Motor Corporation (LMC) in 1967 en daaropvolgende fusies, nationalisaties en splitsingen, behield het merk Rover zijn identiteit, eerst als een onafhankelijke dochteronderneming van LMC en vervolgens via verschillende groepen binnen British Leyland ( BL) door de jaren 1970 en in de jaren 1980. Het Rover-merk werd toen het vlaggenschipmerk van de nieuwe en gelijknamige naamloze Rover Group in 1988, die de feitelijk sterkere en waardevollere merknamen Land Rover en Mini omvatte toen het eerst in handen van British Aerospace en vervolgens in het eigendom van BMW-groep kwam. Het delen van technologie met Honda en financiële investeringen tijdens het bezit van BMW leidden in de jaren negentig tot een heropleving van het merk in het middensegment van de middelgrote auto's. In 2000 verkocht BMW Rover en aanverwante MG-autoactiviteiten van de Rover Group aan het Phoenix Consortium, dat de MG Rover Group in Longbridge oprichtte. BMW behield het eigendom van het Rover-merk, waardoor MG Rover het onder licentie kon gebruiken. In april 2005 werden auto's met het merk Rover niet meer geproduceerd toen de MG Rover Group failliet ging. De activa van de MG Rover Group werden vervolgens opgesplitst tussen twee Chinese autofabrikanten: SAIC Motor en Nanjing Automobile. (info:Wikipedia-Rover) SIMCA![]() Simca begon in 1934 Fiats in licentie te produceren in Frankrijk, zodat geen invoerrechten hoefden te worden betaald. Het eerste eigen model ontstond in 1951. Deze Simca Aronde was een groot succes. Simca nam in 1951 de Franse vrachtwagenfabrikant Unic over. In 1954 volgde de Ford-fabriek in Poissy, en in 1958 werd het merk Talbot-Lago overgenomen. Simca concentreerde de productie in Poissy, en verkocht de fabriek in Nanterre aan Citroën. Het Amerikaanse autoconcern Chrysler, dat in 1957 al een 15% aandeel in Simca had genomen, nam in 1963 een meerderheidsaandeel in Simca. Het beeldmerk van Simca, een zwaluw, werd in 1967 vervangen door de vijfpuntige pentastar van Chrysler en in 1970 werd het concern ten slotte geheel door Chrysler ingelijfd. Het bedrijf heette vanaf toen Chrysler France. (info:Wikipedia-Simca) STANDARD TRIUMPH![]() In 1924 had het bedrijf een marktaandeel vergelijkbaar met dat van Austin. Op het einde van de jaren 20 was de winst echter drastisch teruggevallen door zware investeringen, een mislukt contract voor export en tegenvallende verkoopcijfers voor de grotere auto's. Even later kwam John Black aan het roer van het noodlijdende bedrijf te staan. Hij verhoogde de productie en was het brein achter het grote succes dat in de jaren 30 werd geboekt. De meest succesvolle modellen uit het decennium waren de Standard Nine uit 1927 en de Standard Ten uit 1934 die gericht waren op het lage- en middensegment van de markt. Vanaf 1940 ging het bergafwaarts, maar na de oorlog keerde het succes weer om, omdat John Black geen consistente leiding meer gaf aan het bedrijf. Op 1 januari 1954 werd hij door de raad van bestuur afgezet. Het bedrijf kwam de problemen niet meer te boven en de productie bleef dalen. In 1959 werd de holding Standard Triumph International gevormd, waarvan Standard Motor Company een onderdeel werd. Uiteindelijk werd Standard Motors in augustus 1960 opgeslokt door Leyland Motors. In 1963 werd de laatste Standaard gebouwd. Het was een Standard Ensign De Luxe. Triumph werd weer voortgezet toen Leyland Motors overging in British Leyland Motors in 1968. In 1970 splitste Standard India zich af van British Leyland. In 1971 bouwde Standard India onder de naam Standard Gazel een vierdeurs versie van de Triumph Herald. Deze productie werd gestaakt toen in 1985 de Standard 2000 gelanceerd werd, die gebaseerd was op de Rover SD1. Het model was weinig succesvol en de productie ervan werd in 1987 gestaakt. Het was tevens de laatste auto die de naam Standard kreeg. (info:Wikipedia-Standard-Triumph) ![]() ![]() ![]() ![]() |
STUDEBAKER![]() In 1868 voegden de broers hun bedrijven samen en richtten de Studebaker Brother's Manufacturing Company op. Hun motto werd Always give more than you promise (Geef altijd meer dan beloofd). De spoorwegen en de stoomschepen waren toen de grootste vrachtvervoerders geworden. Het bedrijf richtte zich daarom op burgers en landbouwers. Aanvankelijk werden er stoomwagens geproduceerd. In 1897 begon Studebaker te experimenteren met voertuigen met een elektromotor. De eerste auto werd in 1902 geïntroduceerd. In 1904 kwam de eerste Studebaker met benzinemotor uit. Deze werden gebouwd door Garford Company in Ohio, VS en verkocht onder de naam Studebaker-Garford. Na 1913 droegen alle geproduceerde auto's de naam Studebaker. Tot 1920 bleef het bedrijf nog wagens produceren. Daarna verhuisde de autoproductie van Detroit naar South Bend. Er werd ook begonnen met een lijn vrachtwagens; in die tijd begon de vrachtwagen immers paard en wagen te vervangen. Van de jaren '20 tot de jaren 60 zorgde Studebaker voor vele technische en stilistische mijlpalen in de autogeschiedenis. Opmerkelijk waren de Studebaker President uit 1929 en de Studebaker Champion uit 1939. Met de Champion introduceerde Studebaker zich met succes in de lagere prijsklasse. Tot dan had het merk auto's gebouwd voor de middenklasse. In 1966 werd daar de laatste Studebaker geproduceerd, een blauw-witte Cruiser. Daarna concentreerde het bedrijf zich, na 114 jaar voertuigen te hebben gebouwd, op haar nevenactiviteiten. (info:Wikipedia-Studebaker) SUNBEAM TALBOT![]() Als Clément-Talbot Limited maakte het sinds 1902 Talbot-auto's. Clément-Talbot werd begin 1935 gekocht door de gebroeders Rootes en gereorganiseerd om ook auto's van de Rootes Group te maken. merk Talbot. In 1938 lieten de gebroeders Rootes na enkele jaren van overweging de plannen vallen om grote luxe auto's onder het merk Sunbeam te maken, voegden de naam Sunbeam toe aan Talbot en plaatsten de extra naam op zowel de auto's die in Kensal Green waren gebouwd als het bedrijf dat ze bouwde. Na de Tweede Wereldoorlog werd de productie van Sunbeam-Talbot in Londen hervat en in het voorjaar van 1946 werd het verplaatst naar de nieuwe fabriek van Rootes in Ryton-on-Dunsmore, Warwickshire en de fabriek van Clément-Talbot in North Kensington werd een administratie- en servicecentrum van Rootes. Tot de overname door Rootes in 1935 had dit bedrijf in North Kensington "volbloed" hoogwaardige Talbot-auto's en limousines vervaardigd. Toen het in 1902 begon, heette het bedrijf Clément-Talbot Limited en het hield die naam tot 1938 toen het werd veranderd in Sunbeam-Talbot. (info:Wikipedia-Sunbeam-Talbot) VOLVO![]() Volvo Car Corporation (Zweeds:Volvo Personvagnar AB) is een Zweeds automerk. Het merk is op 10 augustus 1926 opgericht als onderdeel van de kogellagerfabrikant SKF tijdens een directievergadering. Assar Gabrielsson (hoofd verkoop) heeft in samenwerking met Gustaf Larson het initiatief hiertoe genomen. Het allereerste Volvo-model is de Volvo ÖV4 uit 1927. Andere beroemde modellen zijn de Amazon, Kattenrug, 240 (later Polar) en de Volvo P1800. In 1998 besloot Volvo, als een betrekkelijk kleine speler op de markt voor personenauto's maar als een belangrijke speler op de vrachtwagenmarkt, de personenwagendivisie te verkopen. Het Amerikaanse automerk Ford kocht het in 1999. Eind 2008 kondigde Ford aan de toekomstplannen met Volvo te heroverwegen. Europese overnamekandidaten zoals BMW als Daimler AG haakten af. Vanwege financiële overwegingen heeft Ford Volvo uiteindelijk in 2010 verkocht aan Zhejiang Geely Holding Group Co., Ltd. Dit bedrijf is ook eigenaar van het Chinese automerk Geely Automobile. In augustus 2010 werd de daadwerkelijke overname door Geely geëffectueerd. Het bedrijf betaalde 1,8 miljard dollar voor Volvo. (info:Wikipedia-Volvo) ![]() ![]() ![]() |