Huize 'De Eversberg'
Vroegste geschiedenis tot ca. 1500.
Overijssel bestond in de Romeinse tijd grotendeels uit moeras en lage zandgronden. Het venige gebied, dat doorkruist werd door kleine riviertjes, was weinig aantrekkijk om zich te vestigen. Vroege bewoningssporen zijn in dit gebied dan ook schaars.Vanaf de 8e eeuw zette de kolonisatie en ontginning in, waardoor de bevolking snel toenam. De eerste nederzettingen ontwikkelden zich vooral langs de IJssel, die vervolgens uitgroeiden tot steden. Daarnaast ontstonden nederzettingen op gunstig gelegen plaatsen aan water- en landwegen. Ook deze kregen na verloop van tijd stadsrechten. Een voorbeeld hiervan is Rijssen, dat ten westen van het riviertje de Regge uitgroeide tot een kleine stad, die in 1243 haar stadsrechten ontving. Langs de wegen die de nederzettingen met elkaar verbonden, vestigden zich boeren. In bronnen uit het eind van de 14e eeuw wordt de katerstede De Eversberg genoemd, halverwege tussen Hellendoorn en Notter. Het was een kleine boerderij aan de oostzijde van het riviertje de Regge, waarmee Evert van Essen in 1382 door de bisschop van Utrecht werd beleend, zodat hij hiervan de tienden ontving. Wellicht is destijds de naam Eversberg afgeleid van de naam Evert (van Essen) en de hogere ligging van het terrein ten opzichte van de omgeving. Twee jaar later kwam Evert te overlijden en omdat zijn erfgenamen te laat een nieuwe belening aanvroegen, ging de belening over op Aalt Dobbelaer, schepen (burgemeester) van Kampen. Na het overlijden van Dobbelaer werd Seino ten Water in 1417 beleend met de Eversberg. Ten Water was reeds eigenaar van het Grotenhuis in Varsen (gem. Ommen) en nadien zou de Eversberg voor langere tijd onderdeel vormen van de goederen waarmee de heren van het Grotenhuis werden beleend. In een charter van 21 april 1457 wordt Johan van den Water door de bisschop David van Bourgondië beleend met onder meer 'de Tienden over Den Eversberg, gelegen in de marke Notter in Rijssenerkerspel, rigtambt van Kedingen'. Deze Johan was vermoedelijk de zoon van Seino ten Water. Vanaf 1463 wordt de katerstede beleend aan de Heren van de Grimberg.
In 1475 kopen Otto I van Rutenborch en Maria van Twickelo de Grimberg. Bij deze koop is ook de havezate Eversberg inbegrepen.
In 1528 als er een einde komt aan de wereldlijke macht van de bisschoppen van Utrecht wordt De Eversberg domeingoed van Karel V. Natuurlijk gaat hij er niet zelf wonen. Hij heeft betere behuizing. Maar via de Gewestelijke Staten van Overijssel in 1532 in leen gegeven aan Reinholt van Coeverden, waarna de belening in 1560 overgaat op diens zoon Goossen van Coeverden. De katerstede was intussen domeingoed geworden van Philips II.
In 1583 wordt het echter verbeurd verklaart en komt De Eversberg in bezit van Ridderschap en Steden van Overijssel. De belening gaat in 1592 over van Reinholt van Coeverden op zijn dochter Cornelia van Coeverden to Rhaen. Zij huwde in datzelfde jaar met Adam van Heerdt.
Boerderij wordt havezate van ca. 1500 tot ca. 1786.
Vanaf 1528 tot 1795 vormde de provincie Overijssel een soeverein gewest binnen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en bestond uit drie drostambten, ook wel kwartieren genoemd: Salland, Twente en Vollenhove. Deze werden samen geregeerd door de Staten, die bestond uit enerzijds de Ridderschap van Overijssel en anderzijds uit de Steden (de drie IJsselsteden Deventer, Zwolle en Kampen). Hieruit werden de Gedeputeerde Staten samengesteld. De Steden werden op een Statenvergadering vertegenwoordigd door de leden van hun magistraat, de stadsregering. Om geadmitteerd ( toegelaten) te worden tot de Ridderschap moest worden voldaan aan een aantal voorwaarden. Men diende van riddermatige geboorte zijn, in het bezit zijn van een gekwalificeerde havezate en voldoende grond bezitten. De waarde van de havezaten lag omstreeks de 17e en 18e eeuw dan ook voornamelijk in de rechten die eraan verbonden waren. Pas op de tweede plaats was het een buitenplaats waar men aangenaam kon verblijven danwel een bezit met opbrengsten. In 1605 woonde Adam van Heerdt 'up Eversberch in den kerspel van Ryssen, in die buurschap Notter'. Hij stamde uit een oud riddermatig geslacht dat reeds in de 12e eeuw op de Veluwe bekend was. Van 1603 tot 1611 stond Adam nog verschreven in de ridderschap van Nijmegen en hij zal zich daarom vermoedelijk pas omstreeks 1611 definitief op De Eversberg hebben gevestigd.In 1612 verbouwde Van Heerdt de katerstede tot de havezate Den Eversberg. Vermoedelijk betrof het hier een verbouwing, waarbij de kleine, oude boerderij plaats maakte voor een groter huis. In dezelfde tijd werd Adam van Heerdt verschreven in de Overijsselse Ridderschap, waarbij zowel het jaartal 1612 als 1613 wordt genoemd. Enkele jaren later werd Van Heerdt lid van de Gedeputeerde Staten (1619) en gedurende de jaren1637 en 1638 was hij drost van Twente.
Na het overlijden van Adam van Heerdt in 1640 ging De Eversberg over op zijn zoon Herman, die in 1637 vanwege De Eversberg reeds naast zijn vader verschreven was in de Ridderschap. Herman zorgde ervoor dat de havezate, tot dusver een vrij eigen allodiaal goed, in 1652 werd aangenomen tot een leen van de provincie Overijssel. In ruil daarvoor ontving hij tienden in Ramele in het kerspel Raalte. Vanaf die tijd bleef de havezate een leen van de provincie, omschreven als: 'het huis Eversberch, met allen anderen getimmer, hoven, boulanden, weydelanden, hoylanden, soo daartoe wordeb gebruickt; het erve Colmans, gelegen voor de poorte van 't voorseide huis, met allen synen toebehoor, ten deele in Hellendoorn; met noch een kotterstede, staende in den kamp, het Nyelant gieten, soo als de voorseide parchelen aen ende om 't huis Eversberch in eenen krick syn gelegen tot aen het erve ende landeryen, gehieten Boomcate, voorts de visserye tot het huis Eversberch gehoorende.'
De havezate lag langs de Regge en omvatte dus diverse bouw-, weide- en hooilanden. Nabij het hoofdhuis stond de boerderij Colmans, deels in de gemeente Hellendoorn. De naam van de iets verderaf gelegen kleine boerderij 'Nyelant' zal verwijzen naar het 'nieuwe land' dat ontgonnen werd uit het heide- en veengebied.
Afb.: Gelders Archief:
Transisalania Provincia; Overyssel In 1683 overleed Herman van Heerdt op De Eversberg. Omdat zijn zoon Robert reeds in 1671 was overleden, ging de havezate over op Hermans kleinzoon Boldewijn, die in 1690 werd toegelaten tot de Ridderschap van Overijssel. Hij maakte carrière in dienst van de Staat en klom op tot luitenant-kolonel. Hij bewoonde de havezate niet zelf.
Nadat Boldewijn stierf in 1720 was zijn jongste kind Robert Frederik van Heerdt de volgende die met De Eversberg werd beleend. Als kapitein en majoor in Statendienst, werd hij in 1727 toegelaten tot de Ridderschap van Overijssel en een paar jaar later vestigde hij zich op De Eversberg. Robert Frederik was Gedeputeerde van Overijssel in de Staten-Generaal en vanaf 1737 tot zijn dood in 1755 lid van het college van Gedeputeerde Staten en verwalter-drost van Twente. Na zijn overlijden werd De Eversberg beleend aan diens zoon Johan Adriaan van Heerdt. Als erfgenaam van een tante had hij reeds het halve erf en goed 'Groot Lochter', gelegen in Notter ten zuiden van De Eversberg, verworven. De leenbrief vermelde behalve De Eversberg ook 'het erve Koolmans gelegen voor de Poorte van Eversberg, het alve erve Butvoort bij Hellendoorn, de Caterstede het Nieuwe Land, voorts de Visscherije tot het Huys Eversberg gehoorende'.
Hieruit blijkt dat de havezate in de voorafgaande honderd jaar was uitgebreid met het erf Butvoort bij Hellendoorn. Johan Adriaan werd geadmitteerd (toegelaten) tot de Ridderschap van Overijssel en vertegenwoordigde van 1759 tot 1761 Overijssel in de Generaliteitskamer. Op slechts 38-jarige leeftijd overleed Johan Adriaan van Heerdt in 1766. Omdat zijn vrouw reeds in het jaar daarvoor was overleden, kwamen hun vijf nog jonge kinderen onder voogdij van hun grootvader Thimon Boey, die tevens optrad als 'rentmeester' van De Eversberg. Waarschijnlijk werd De Eversberg vanaf die tijd verhuurd. In 1786 kwam Thimon Cornelis van Heerdt, zoon van Johan Adriaan, in het bezit van de havezate De Eversberg, waarna hij in datzelfde jaar werd geadmitteerd in de Overijsselse Ridderschap. Thimon Cornelis maakte carrière in dienst van het Huis van Oranje. In 1795 vertrok hij naar Engeland als kamerheer en opperstalmeester van stadhouder Willem V. Later volgde hij Willem naar Duitsland, waar hij tussen 1801 en 1806 hofmaarschalk van Oranienstein bij Dietz was. Vervolgens diende hij in Engeland onder de latere koning Willem I en, nadat het Oranjehuis in ere was hersteld, maakte hij in 1813 deel uit van de commissie tot ontwerp van de grondwet. Hierna nam hij zitting in de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Vanwege de grote inzet voor het koningshuis en als beloning voor diverse delicate opdrachten die hij had uitgevoerd voor de koning, werd Thimon Cornelis in 1815 verheven tot graaf. Tenslotte was hij vanaf 1824 tot zijn overlijden in 1844 nog lid van de Eerste Kamer.
Hij was eveneens de 'huurbaas' van Thomas Ainsworth van 1835-1841.
Afbeelding: Historische Kring Hellendoorn Nijverdal. Vanaf 1820 was Willem Hendrik van Heerdt, zoon van Thimon Cornelis, voor een deel eigenaar van het landgoed De Eversberg. Inclusief alle bouwgronden, landerijen en boerderijen, die inmiddels tot het landgoed behoorden. Na het overlijden van zijn vader werd hij in 1844 volledig eigenaar van De Eversberg. Daarna is de havezate nog een aantal keren overgegaan naar diverse families en investeerders. In 1835 vestigde zich Thomas Ainsworth als huurder op havezate De Eversberg. Daar had hij ook zijn kantoor gedurende zijn werkzaamheden in de textielindustrie van Nijverdal. Een jaar later, in 1836, stichtte hij het dorp Nijverdal. Thomas Ainsworth overleed op De Eversberg in 1841.
Voor zijn levensverhaal en stamboom ga naar Stamboom Ainsworth. Eigenaren van De Eversberg:
- 1382 Evert van Essen
- 1384 Aalt Dobbelaer
- 1417 Seino ten Water
- 1457 Johan van den Water
- ca.1463 Heren van de Grimberg
- 1475 Otto I van Rutenborch en Maria van Twickelo
- 1528 domeingoed van Karel V
- 1532 in leen aan Reinholt van Coeverden
- 1560 in leen aan Goossen van Coeverden
- 1583 Ridderschap en Steden van Overijssel
- 1605 Adam van Heerdt
- 1640 Herman van Heerdt
- 1683 Boldewijn van Heerdt
- 1720 Robert Frederik van Heerdt
- 1755 Johan Adriaan van Heerdt
- 1766 vijf minderjarige kinderen Van Heerdt
- 1786 Thimon Cornelis van Heerdt (vanaf 1820 ook gedeeltelijk van zijn zoon Willem Hendrik)
- 1844 Willem Hendrik van Heerdt
- 1864 Timon Hendrik van Heerdt
- 1867 Tobias ten Cate
- 1869 Nicolaas Tra Kranen
- 1872 Egbert ten Cate
- 1881 Laurens Adriaan Johan Kroon (gedeeltelijk eigenaar naast Egbert ten Cate)
- 1882 Jolle Gabe Veening (naast Laurens Adriaan Johan Kroon)
- 1886 Jolle Gabe Veening – volledig eigenaar
- 1903 Johanna Veening (weduwe van Jolle Gabe en (hun zoon) Egbert Julius Veening
- 1933 Emile Baron van Heerdt tot Eversberg (kern met hoofdhuis), A.L.Kamphuis (boerderij), Jan Boer (land- en bosbouwgronden)
- 1934 Emile Baron van Heerdt tot Eversberg (kern met hoofdhuis, land- en bosbouwgronden), boederij wordt afgesplitst en komt aan A.L.Kamphuis
- Op 16 december 1943 breekt er een forse brand uit, waarbij het gehele huis De Eversberg verloren gaat. Er resteert slechts een ruïne, die niet weer wordt opgebouwd, zodat slechts de fundamenten overbleven.
- 1953 Emile Baron van Heerdt tot Eversberg en Harriët Baronesse van Heerdt tot Eversberg
- 1964 'Stichting Eversberg'
- 1972 Aannemingsmij. Hegeman
- ca. 1990 H.J.Maris
- 2002 Trustor Components Holding
'Opkomst en ondergang van landgoed De Eversberg' van Jan Lohuis.